Ook weer met deze reis rijden we met een groep vrienden een mooie route langs de mooiste wegen en uitzichten.
- Reisduur : 8 dagen_
- Vertrek: 6 juni 2015
- Aankomst 13 juni 2015
- Afstand: ~1616 km (ter plaatse)
- Hoogste punt: 2900m
- Aantal Personen : 5
- Reisorganisatie: Geen
- Passen: ~35
Onze reis begint dit keer niet vanaf huis, maar vanaf een hotel in Oostenrijk in het Kaunertal. Voor het eerst hebben we onze motoren op de aanhanger naar het hotel gesleept, geen stoere verhalen van afzien op de snelweg, maar wel een dag eerder in een mooi gebied.
Redelijk uitgerust komen we ’s middags rond een uur of vier in een ongelooflijke wolkbreuk aan en kunnen we na het afladen van de motoren (gelukkig nog steeds 5) aan de pils. Prima hotel, dus we kruipen vroeg onze mand in.
Dag 1 (266km)
Hoewel het weer erg mooi lijkt stellen de weerberichten ons nog niet op ons gemak. Zuidoostelijk lijkt het weer beter dan aan de noordkant van de alpen, dus het plan is gauw getrokken: Viva Italia, here we come! Omdat het hotel in het Kaunertal ligt, moeten we eerst een stukje terug richting Landeck. Geen straf, want de weg is erg mooi. Hierna gaan we richting Solden, waarna we over de onvergetelijke en bekende Timmelsjoch (2474) Italië binnenrijden. Het weer laat ons absoluut niet in de steek: strak blauwe lucht en een lekker temperatuurtje. Als voorbereiding op de vakantie hebben we de kaart bekeken van de mooiste passen van Oostenrijk die in een uitgave van MotoPlus te vinden was. Helaas kunnen we niet alle passen rijden van die route omdat het weer daar niet goed is. We bedachten dus een eigen variant met een vleugje Italië. Na de eerste pas gaan we meteen door naar de Jaufenpass (2094). Deze passen hebben we eerder gereden, maar het blijft onvergetelijk. Na deze pas wordt het tijd om even wat te eten.
Het is een skigebied, dus er is genoeg keus. De eerste schnitzel is naar binnen gewerkt en er zullen er nog vele volgen, net als de kilometers. Vanuit het Hotel hebben we een Tourenkarte meegenomen waar ook andere motorhotels op vermeld staan. We hebben er eentje uitgekozen en hebben de Zumo ingesteld op deze eindbestemming. Via Brixen rijden we naar het Grodnertal om daar de Panidersattel(1442) te pakken. Hierna volgt de Grodner Joch (2121) ook wel Gardenapas genoemd. Deze pas trakteert je op waanzinnig mooie vergezichten over de Dolomieten en omdat er onweer op komst is lijkt het des te dreigender.
Dag 2 (402km)
Een goede nachtrust doet wonderen, net als een goed ontbijt. Het weer is opgeklaard en we rijden de motoren uit de overdekte stalling. Zoals gewoonlijk bepalen we aan het ontbijt de route voor die dag. Niet tot op detail, maar meer een eerste richting. Een aantal van ons hebben de Sella ronde nog nooit gereden, dus leek het ons aardig om via Corvara Passo di Campolongo (1875) te pakken. Eerst rijden we de onvergetelijke Passo Pordoi (2239). Na Corvara volgen we de SS244 noordelijk, richting Bruneck want we hadden besloten weer terug te rijden richting Oostenrijk. Na Bruneck passeren we de grens over de Staller Sattel (2052). Het is onmogelijk om elkaar te passeren, daarom is deze weg is op gezette tijden open. Gelukkig konden wij zo doorrijden. Het is een hele mooie smalle weg met mooie uitzichten, maar je kunt maar beter rustig rijden want het is erg onoverzichtelijk.
Bij Huben rijden we richting Lienz, waarna we noordelijk richting Heiligenblut rijden. De Grossglockner Hochalpstrasse bestaat uit 2 passen, Hochtor (2576) en Fuscher Torl (2394). Je kunt de gletsjer bekijken door de doodlopende weg te nemen. Dit is zeker een aanrader, het uitzicht is fenomenaal. Dat uitzicht is op de Edelweisspitze (2571) een stuk minder na de klim over de smalle klinkerweg rijden we letterlijk de wolken in. In de kou zijn ze bezig met remmentesten van Volkswagens en Audi’s allerlei elektronica is verbonden aan de wielen en een laptop. Blijkbaar hebben ze hier voldoende afdaling voor een test. Inmiddels het is al best laat en we moeten zoals gewoonlijk nog een hotel zoeken. Dankzij een folder met motorhotels besluiten we richting Vötter’s Motorrad-Hotel in Kaprun te gaan. Wederom krijgen we de laatste vijf minuten een enorme plensbui over ons heen, maar we hebben het gehaald. Dit hotel is ook weer van topkwaliteit. We hebben geboekt inclusief diner en ontbijt. Er is een zwembad en sauna, maar ook een leuk klein auto -en motormuseum van de eigenaar, die maar wat graag vertelt over zijn hotel.
Dag 3 (333 km)
En dan zit je daar aan het ontbijt, met de hoteleigenaar die je probeert over te halen om langer te blijven. Gaat niet lukken; wij gaan richting het zuidoosten! Voorafgaand aan deze reis hebben we de de mooiste passen verzameld van de regio zodat we daarop kunnen navigeren. Maar er is wel een dilemma: hoe pak je zoveel mogelijk mooie passen? Tja, door kilometers te maken. Eerst zetten we koers richting het noorden langs Zell am See om vervolgens over de Dienter Sattel (1357) naar Bischofshofen te rijden. Via Schladming rijden we over de iets minder bekende Solkpass (1790m) Deze pas doet erg Oostenrijks aan; mooie groene Alpenweiden en een lieflijk kerkje op de top. Via Murau rijden we verder zuidwaarts over de Turracher Höhe (1783). Nu zijn we dicht bij één van de mooiste alpenpassen: de Nockalmstrasse (2049).
Deze pas heeft vele gezichten: het ene moment is het een pas als ieder andere, het andere moment adembenemend. Korte bochten, lange bochten, slecht en goed wegdek. En als je denkt dat er geen einde aan komt, dan komt er weer één.
De weergoden zijn ons goed gezind: gemiddeld rond de 25 graden en 30 in het dal. Wij zijn behoorlijk moe geworden van alle indrukken en besluiten naar Spittal an der Drau te rijden om daar een motorhotel te vinden. De weg van Nockalm naar Spittal is wederom een pareltje, de B-weg volgt de naastgelegen rivier en slalomt steeds onder de hooggelegen hoofdweg door in een vallei. Ondanks onze moeheid is dit echt genieten. In Spittal overnachten we in kunsthotel Erlebnis Post. Hier kunnen onze motoren op de parkeerplaats uitrusten en wij kunnen douchen en een biertje pakken. We krijgen een goede maaltijd met lokale specialiteiten voorgeschoteld, waarna we ons mandje inrollen.
Dag 4 (245 km)
Vandaag staat Slovenië op het programma. We kiezen voor een mooie bochtige binnendoorweg naar Villach, zodat we via de Villacher Alpen over de Wurzenpas (1073) meter Slovenie in kunnen rijden. Ik ben blij dat ik onder het rijden mijn voorveerspanning kan regelen, want met een hardtail hou je geen nieren meer over. Je merkt dus dat we richting Slovenië rijden.
Eenmaal over de grens slaan we wat ‘goedkope’ souverniers in bij een tax-free shop, die nog resteert van voor de EU-tijd. Het doet een beetje pools aan en het geeft je gelijk weer het gevoel dat je een landsgrens bent gepasseerd. In dit land kun je je tempo maar beter wat naar beneden brengen, de wegen zijn slecht, smal en onoverzichtelijk. Een stukje verder drinken we een heerlijk bak koffie bij een ski-bar. Aangezien de Vršič Pas (1611) ook op ons verlanglijstje stond, rijden we zuidoostelijk. Deze pas bevindt zich aan de rand van de Julische alpen en heeft als kenmerk dat de haarspeldbochten zijn voorzien van klinkers! Gelukkig is het droog en kunnen we rustig doorrijden. Ook hier moet je geen haast hebben.
De pas is onoverzichtelijk en het wegdek is erg slecht, maar het uitzicht is formidabel. Het landschap heeft iets unieks, het ruige van de Dolomieten en het lieflijke van de Alpen. De pas zit erop en nadat we het oostelijkste punt hebben bereikt, zetten we weer koers richting Italië. Na een voortreffelijke Sloveense lunch rijden we natuurlijk over een aantal passen: de Passo del Predit (790) naar de Sella Nevea (1190) in Italië. Er lijkt geen einde aan deze mooie route te komen, zelfs de haarspeldbochten zijn voorzien van tunnels! We volgen de SS13 naar Pontebba en via de nassfeldpass (1530) weer naar Oostenrijk. Het hotel vinden we weer in het motorhotel-boekje van MoHo, dit maal wacht ons een warm welkom in het Gailtaler Hof in Kötschach-Mauthen. Wederom een mooi hotel met zwembad en we uitgenodigd bij de barbecue. Hier is het echt zomer! Het eten, de sfeer, andere motorrijders dragen bij aan deze geweldige dag. Slovenië is wat mij betreft nog wel een bezoek waard.
Dag 5 (278 km)
Bijgekomen van de barbecue met bijbehorende dranken, stappen we weer fit op de motor. Voor ons gevoel zijn we alweer op de terugweg, al was het alleen maar omdat we na vandaag nog maar één dag hebben om naar onze eindbestemming te rijden. Gelukkig wacht ons nog een mooie rit door de Dolomieten, die me nog lang zal bijblijven, zal later blijken. Vanaf het terras van het hotel waren de Karnische Alpen al te zien. De rit begint met een relatief lage Plöckenpass op 1357m. Hier rijden we Italë weer binnen en we zetten koers richting Tolmezzo, maar we zoeken de binnendoorweg bij Ovaro. Het is even zoeken maar we vinden de start van de Monte Zoncolan (1750), bekend van de Giro d’Italia. Fantastische weg met tunnels zo smal dat je met gestrekte armen beide zijden kunt raken. Na de pas pakken we een Italiaans kopje koffie en rijden we door naar de Pura Pas (1425), met daarna de Sella di Razzo(1760) waartussen we na de nodige gevaarlijke maar o zo leuke tunnels beloond worden met het uitzicht op een schitterend stuwmeer.
Sella di Razzo voert je langs het meer naar Sella Ciampigotto (1790). Hier eten we een heerlijke italiaanse pasta en rusten we even wat uit. De Dolomieten zijn hier goed herkenbaar, het uitzicht is weer formidabel. Tijdens de lunch besluiten we de Sella ronde die we begonnen waren even af te maken, daarom zetten we koers richting Vigo. We passeren Auronzo di Cadore, een meer met een enorm bergmassief en daarna rijden we over de Passo Tre Croci (1809), beroemd van de grote 3 rotsen van Monte Cristallo. Via de Passo Falzarego (2105) rijden we verder door dit magnifieke gebied. Het valt op dat hier veel motorrijders ongehoord hard rijden en onverantwoord inhalen ondanks de drukte. Helaas begint het wat te regenen bovenop de Passo di Valparola (2197), we stoppen even om de regenpakken aan te trekken en vervolgen onze weg. Ook wij zijn wat gehaast omdat het de één na laatste dag is en we nog best veel moeten rijden. De regen heeft de weg op sommige plaatsen in een gevaarlijk gladde rodelbaan veranderd. Ik voel mijn achterwiel wegglijden en het duurt niet lang voordat ik ondersteboven over het asfalt glij. Veel vaart had ik niet, maar door de gladheid glij ik een heel eind door. Gelukkig was er geen tegemoetkomend verkeer. De schade beperkt zicht tot een beschadigd stepje, een gedeukte koffer en een geknakt ego. Met de schrik in de benen rijden we rustig door naar de dichtstbijzijnde koffiebar. Daar komt het besef naar boven hoeveel geluk ik heb gehad, en dat een ongeluk soms in een klein bochtje kan zitten, hoe voorzichtig je ook doet.
De schade is een beschadigd stepje, een gedeukte koffer en een geknakt ego.
De route gaat verder over de SS244 richting San Lorenzo bij Bruneck richting ons hotel in Natz. Onze nieuwe navigator leidt ons vakkundig over zeer smalle, steile natte wegen en wegwerkzaamheden met gravel, waarschijnlijk om ervoor te zorgen dat de berijder met het geknakte ego zijn zelfvertrouwen weer terug krijgt. Het weer klaart weer wat op en als we in Natz aankomen zijn we toe aan een duik in het zwembad. Dit hotel is grotendeels nieuw. Erg mooi, goede voorzieningen, maar met de sfeer van een crematorium, mede dankzij het grote kruis boven het altaar in de eetzaal. Daarentegen is de sauna en het zwembad (met onderwater- schuifdeur!) voortreffelijk en is de gastheer erg vriendelijk.
Dag 6 (92km)
De laatste rijdag alweer. Het plan is om niet al te laat aan te komen zodat we rustig de tijd hebben om de motoren op de aanhanger te binden. Dus rijden we al vroeg de motoren uit de afgesloten garage en gaan we richting Vipeneto, daarna over de Jaufenpass (2094) via de Timmelsjoch (2474) om Italië voor de laatste keer te verlaten.
Persoonlijk vind ik deze kant het mooiste van deze indrukwekkende pas: ondanks dat je gemakkelijk snelheden van boven de 200km/u kunt halen, kies ik voor een slakkengangetje om van het uitzicht te genieten. Misschien is de knak nog niet helemaal uit mijn ego verdwenen, maar het uitzicht over het bergmassief met de eeuwige sneeuw is formidabel! Rond 12:00 rijden we richting Solden om te tanken. Het is nog redelijk vroeg en een laatste pas lonkt: de Rettenbachferner (2950).
Deze pas is doodlopend, maar toch wordt ook hier tol geheven, ’s winters kun je hier namelijk tot ver bij de piste’s komen. De klim wordt onder wielrenners als zeer uitdagend beschouwd en dat is te merken. Je kunt in de zomer tot de skiliften rijden en daar een Schnitzel eten, wat we uiteraard ook doen. Het leuk is dat je tot de eeuwige sneeuw kunt rijden en zelfs tot bijna 3000m hoogte. Het laatste stuk bestaat uit een lange ijzige tunnel die je aan de westkant van de Gaislacher Kogel brengt. Inmiddels is het alweer laat aan het worden, dus rijden we door Solden weer terug richting Hotel Weisseespitze. Daar laden we de motoren weer op en brengen we een toost uit op de fantastische ritten!
Door het slechte weer aan de noord- en westzijde van de Oostenrijkse Alpen hebben we gekozen voor een rit door het zuiden van Oostenrijk, Italië en Slovenië. Dit bleek een goede keuze want veel regen hebben we niet gehad. We hebben ongelooflijk veel bochten en hoogtes gereden en genoten wat het landschap te bieden heeft. De reis was nu en dan best gevaarlijk, soms erg druk maar vooral onvergetelijk mooi.